A R T I K E L E N   >> E-C O M M E R C E

  home   |  artikelen   |  boek   |  mailinglist   |  links   |  bio   | contact


Internet
Recht
Providers
E-commerce
Spam
Filteren
Privacy
Aftappen
Hacken
Virussen
Beveiliging
Cybercultuur
Agents
Kunst
Recensies
Media
Browsers
Vrouwen
Kinderporno
Misc

Cd roms
Spelletjes
Educatief

Dossiers
Beveiliging
Filteren
Echelon
Kinderporno

 

 

FEM De Week logo
Drie boeken over de snelle wereld van venture capital

Hightech-versie van de Amerikaanse droom

Marie-José Klaver
(FEM De Week, januari 2001)

Durfkapitaal verstrekken is in de jaren negentig uitgegroeid tot een van de spectaculairste bedrijfstakken un de Verenigde Staten. Talloze miljardenondernemeningen danken er hun bestaan aan. Drie boeken over de snelle wereld van venture capital.

Van 20 miljoen naar 21 miljard dollar. De digitale veiling eBay verduizendvoudigde in waarde na een kapitaalinjectie van Benchmark en een succesvolle beursgang. Pierre Omidyar, de oprichter van eBay, was bij venture capitalfirma Benchmark Capital terecht gekomen omdat hij behoefte had aan een betrouwbaarder imago in de zakenwereld. Geld had hij niet echt nodig.
eBoys. The first inside account of venture capitalists at work.
Randall Stross
Crown Pub 2000. 325 blz. ISBN: 0812930959. Ca. ƒ65,-
Vanaf de eerste week maakte eBay, waar particulieren spullen kunnen kopen en verkopen, al winst. Maar Omidyar, die zijn bedrijf in zijn huis in San Jose, Californië was begonnen, wilde wat senior managers inhuren. En die komen in Silicon Valley alleen als een bedrijf een goedgespekte kas heeft.

Benchmark recruteert Meg Whitman ("six feet tall, wide shouldered and blond"), die CEO van eBay wordt. Whitman, die aanvankelijk wat twijfels had over eBay, en Omidyar worden allebei miljardair na de beursgang van de online veiling.

EBay is slechts één van de succesvolle investeringen van Benchmark. Andere bekende bedrijven die Benchmark heeft gefinancierd zijn Red Hat (Linuxsoftware), Priceline (prijsvergelijker), Webvan (bezorgdienst), Handspring (elektronische agenda's) en Ariba (communicatiesoftware).

In het boek eBoys beschrijft de Amerikaanse journalist en schrijver Randall Stross hoe het jonge vc-bedrijf Benchmark Capital in snel tempo een van de meest winstgevende kapitaalverschaffers van Silicon Valley wordt. Hij doet dat van binnenuit (Stross liep twee jaar lang rond bij Benchmark en mocht alle vergaderingen bijwonen) en in een bijzonder aanstekelijke stijl. Over zijn motieven om eem boek over risico-investeerders te schrijven is Stross eerlijk. Hij wilde daar zijn, waar het geld is, schrijft hij in de inleiding van eBoys.

In de jaren negentig is de venture capital business, die medeverantwoordelijk is voor het succes van miljardenondernemingen als Intel, SGI en Sun, uitgegroeid tot een van de meest tot de verbeelding sprekende bedrijfstakken in de Verenigde Staten. De groei van het internet en de enorme winstverwachtingen die beleggers en investeerders van internetbedrijven hebben, hebben voor een enorme stijging van geïnvesteerd risicokapitaal gezorgd. In 1996 werd er in de Verenigde Staten 10 miljard dollar in startende ict-bedrijven gestoken. Twee jaar later is dit bedrag opgelopen tot 26 miljard dollar. De geïnvesteerde bedragen stijgen, ondanks koersdalingen en een groot aantal failissementen van dotcombedrijven, nog steeds. In het tweede kwartaal van 2000 werd er meer dan 19,5 miljard dollar geïnvesteerd in Amerikaanse internet- en technologiebedrijven, bijna 2,5 miljard dollar meer dan in het eerste kwartaal.

Venture capitalists worden zelf meestal zeer rijk. 20 Procent van de winst die een geslaagde deal oplevert, wordt op hun eigen konto geschreven. "Dus in voorspoedige tijden groeit hun persoonlijk vermogen, op papier tenminste, net zo snel als de valuaties van de nieuwe bedrijven waarin ze hebben geïnvesteerd", aldus Stross. Omdat ze na verloop van tijd hun aandelen mogen verkopen, blijft de rijkdom van de investeerders niet beperkt tot papier.

Benchmark Capital werd in 1995 opgericht door vier investeerders en ondernemers die allemaal al miljonair waren. Twee van de oprichters bezaten ieder al zo'n 40 miljoen gulden. Na vier jaar hebben de oprichters ieder 911 miljoen gulden verdiend. Hoe de 'eboys' tot die rijkdom komen, is een buitengewoon spannend verteld verhaal, een hightech-versie van de American Dream.

De oprichters van Benchmark zijn stuk voor stuk echte winners. David Beirne, Bruce Dunlevie, Kevin Harvey, Bob Kagle en Andy Rachleff zijn lang (gemiddeld 1 meter 95, een feit dat Stross steeds weer benadrukt), gezond, aantrekkelijk, intelligent en afkomstig uit hardwerkende gezinnen. Ook de partner, Bill Gurley, die later wordt aangenomen, beantwoordt aan dit ideaalbeeld.

Benchmark wil alles anders doen dan andere investeringsbedrijven. Zo zijn alle medewerkers bijvoorbeeld partner en krijgt iedereen een gelijk deel van de winst, wat in de hiërarchische investeerderswereld, die wel wordt gekarakteriseerd als een Pentagon-achtige bureaucratie met talloze rangen en standen, ongehoord is. Dat is "communisme", zei een partner van een andere kapitaalverschaffer in het tijdschrift Venture Capital Journal, in de Verenigde Staten zo'n beetje de allerergste beschuldiging.

Anders aan Benchmark is ook de manier van beslissen over deals. Een meerderheid van de partners moet het met een investering eens zijn. Over elke deal wordt gestemd, wat hilarische momenten en tal van komische conversaties oplevert. De partners bekritiseren ook openlijk het gelobby van traditionele venture capitalists als John Doerr van Kleiner Perkins in Washtington om de belastingen op laag te houden. Die belastingvoordelen komen alleen de investeerders zelf ten goede, niet de ondernemers of de werknemers.

Soms heeft Benchmark het mis. In het geval van Tristata, een bedrijf dat zegt een nieuwe en zeer veilige versleutelingstechnologie gemaakt te hebben, verliest Benchmark zijn investering van 6,5 miljoen dollar. Het bedrijf, opgericht door John Atalla, de uitvinder van de pincode, blijkt uiteindelijk geen werkend encryptie-algoritme te hebben en gaat ten onder aan de vele ruzies tussen vader John Atalla, zoon Bill en de door Benchmark benoemde CEO Paul Wahl.

EBoys is een eerlijk boek. Stross hemelt Silicon Valley en de kapitaalindustrie beslist niet op. Ook de schaduwzijden komen aan bod. Hij laat bijvoorbeeld zien hoe mensen het slachtoffer worden van hun eigen hebzucht of die van anderen. Een treffend voorbeeld is Paul Wahl, die zijn baan als directeur van het winstgevende SAP verruilt voor een positie bij TriStrata. Eigenlijk wilde Wahl die nieuwe baan helemaal niet. Hij had het naar zijn zin bij SAP en had zijn vrouw beloofd dat ze voorlopig niet meer hoefden te verhuizen. David Beirne van Benchmark, een voormalig headhunter, haalt Wahl over om zijn vrouw om te praten en belooft hem 10 procent van de aandelen van TriStrata. Wahl verhuist naar Californië, treft een enorme puinhoop aan bij zijn nieuwe werkgever, neemt na acht maanden ontslag en dwingt zijn vrouw tot een nieuwe verhuizing.

Stross laat ook zien dat een succesvolle investering iets anders is dan een succesvol bedrijf en dat de eboys minder idealistisch zijn dan ze zelf denken. "We bevinden ons in een omgeving waarin een bedrijf niet succesvol hoeft te zijn om geld voor ons te creëren", zegt een van de eboys over Priceline, een soort veilingsite waar bezoekers onder meer viegtickets en auto's kunnen kopen tegen een prijs die ze zelf bepalen. Alleen investeren om te cashen is eigenlijk tegen de principes van Benchmark, maar een paar miljard dollar laten liggen is te moeilijk. Daarom investeert Benchmark toch in Priceline. Het bedrijf lijdt bewust verlies op de tickets die het verkoopt om zoveel mogelijk klanten aan zich te binden en verliest op die manier honderden miljoenen dollars, maar bij de IPO (beursgang) in maart 1999 is het bedrijf miljarden waard. Anderhalf jaar later is van die waarde bijna niets meer over. Het aandeel dat eens 104 dollar waard was, doet in november 2000 nog maar 3,25 dollar. De investeerders en de CEO hebben hun belang in het bedrijf dan al lang te gelde gemaakt.

Charles Ferguson weet niet aan wie hij een grotere hekel heeft: headhunters of venture capitalists. Soms hoeft hij niet te kiezen. David Beirne van recruitmentbureau Ramsey Beirne Associates die hij benadert om een goed management team voor zijn
High st@kes, no prisoners. A winner's tale of greed and glory in the internet wars.
Charles Ferguson
Times Books 1999. 392 blz. ISBN: 0812931432. Ca. ƒ72,-
start-up Vermeer Technologies te vinden, is een paar jaar later een van de oprichters van Benchmark. Fergusons indruk van Beirne is niet positief: "Beirne was tall, handsome, and knew it; well dressed, every hair perfectly combed, full of arrogance." Het wemelt in Fergusons boek High st@kes, no prisoners. A winner's tale of greed and glory in the internet wars van zulke beschrijvingen. Over venture capitalist Andy Marcuvitz zegt Ferguson het volgende: "Andy Marcuvits is a heavyset guy who wears badly fitting suits. He has no discernible personality, sense of humor, or compassion - ideal traits for a venture capitalist."

High st@kes, no prisoners is Fergusons persoonlijke verslag van de oprichting van Vermeer Technologies, dat het internetpubliceerprogramma Frontpage heeft gemaakt, tot de verkoop van het bedrijf aan Microsoft.

Het is een heerlijk boek, dat elke beginnende internetondernemer eigenlijk zou moeten lezen. Ferguson heeft een goede pen en beschrijft al zijn ontmoetingen met venture capitalists, managers van overnamepartners als Netscape en Microsoft en advocaten tot in de kleinste details, waarbij hij geen blad voor de mond neemt. Ferguson, in de Verenigde Staten een gerenommeerde consultant en publicist voordat hij ondernemer werd, kon het boek pas publiceren nadat een einde was gekomen aan het met Microsoft contractueel overeengekomen spreekverbod.

Eigenlijk had Ferguson zijn bedrijf liever niet verkocht aan Microsoft vanwege het monopoliegedrag van het softwarebedrijf. Netscape, dat in de periode dat Vermeer Frontpage ontwikkelde een sterke positie had op het gebied van webservers en publiceermogelijkheden. Jim Barksdale, de CEO van Netscape, zag echter weinig in Frontpage en was zeker niet bereid om 133 miljoen dollar voor Vermeer te betalen zoals Microsoft deed. Op zijn beurt zag Ferguson na zijn kennismaking met Barksdale ("Barksdale was far out of his depth and was seriously disconnected from reality") weinig meer in Netscape.

Vlak na de overname, die Ferguson persoonlijk 14 miljoen dollar oplevert, wordt hij benaderd door het ministerie van Justitie, dat bezig is met de antimededingingsrechtszaak tegen Microsoft. Ferguson wordt gedagvaard en moet vertellen waarom hij eerst een klacht heeft ingediend tegen Microsoft wegens monopoliepraktijken en niet veel later Vermeer aan het bedrijf heeft verkocht. Een echte verklaring heeft Ferguson niet. Hij zegt ook zich een beetje schuldig te voelen omdat Frontpage inmiddels een aandeel van 70 procent heeft op de webpubliceermarkt, een aandeel dat alleen nog zal stijgen omdat Frontpage tegenwoordig ook gratis bij Office zit.

En wat denken venture capitalists zelf over start-ups? Ruthann Quindlen,
Confessions of a venture capitalist. Inside the high-stakes world of start-up financing.
Ruthann Quindlen
Warner Books 2000. 218 blz. ISBN: 0446526800. Ca. ƒ65,-
die de IPO's van onder meer America Online, Microsoft, Network Associates, Borland en Broderbund coördineerde, geldt als een van de meest succesvolle investeerders in Silicon Valley. Ze werkt sinds de jaren zeventig in de softwareindustrie en werd zes jaar geleden partner bij Institutional Venture Partners (IVP), dat heeft geïnvesteerd in o.a. chipmaker Transmeta en zoekmachine Excite.

In Confessions of a venture capitalist concentreert Quindlen zich vooral op fouten en mislukkingen, wat het boek zeer geschikt maakt voor ondernemers die nog op zoek moeten naar geld. De 36 korte hoofdstukken bevatten verschillende interessante case studies. De meeste bedrijven, die niet met name worden genoemd, krijgen geen geld van IVP of gaan heel snel failliet en Quindlen legt uit waarom. Veel gemaakte fouten zijn, volgens Quindlen, dat ondernemers niet luisteren naar hun investeerders en liegen over verkoopcijfers en winstverwachtingen ('Don't let your mouth make a promise your ass can't keep').

Familiedrama uit Silicon Valley

Silicon Valley is zo hot dat ook uitgevers geld soms belangrijker vinden dan kwaliteit. Sunnyvale, de autobiografie van IT-journalist Jeff Goodell (40),
Sunnyvale. The rise and fall of a Silicon Valley family.
Jeff Goodell
Random House 2000. 252 blz. ISBN: 0679456988. ƒ52,-
ziet er aantrekkelijk uit. De cover is kleurig, bevat een grappige foto en de ondertitel (The rise and fall of a Silicon Valley family) is verleidelijk.

Maar Sunnyvale is slechts een matig geschreven roman over de volstrekt oninteressante jeugd en adolescentie van Goodell, die een paar interessante artikelen over Silicon Valley heeft geschreven voor de New York Times en Rolling Stone. Goodells jeugd is typisch Californisch: zijn ouder scheiden, zijn vader wordt een beetje zweverig, Jeffs broer raakt aan de drugs en Jeff en zijn moeder werken allebei bij Apple in ondergeschikte posities. Goodells zus Jill keert eind jaren negentig terug naar Silicon Valley om bij Excite@Home te werken. Jeff, die in New York woont, vindt het maar niets dat zijn zus liever werkt en naar internetfeestjes gaat dan een gezin wil stichten. Als hij haar bezoekt, verbaast hij zich over de vele nieuwe kantoren van bedrijven als Cisco, Apple, Adobe en Intel. Veel verder gaan Goodells beschouwingen niet, wat doet vermoeden dat de ondertitel vooral voor de omzet is bedoeld.

(Verschenen in FEM De Week, special New.Economy, januari 2001)

mjk@marie-joseklaver.nl

januari 2001




Bovenkant pagina