Eerste hoofdstuk van Meer weten over Internet
Wat is Internet?
Er is een reclamespotje van de Internetaanbieder Planet Internet waar willekeurige voorbijgangers in een winkelstraat gevraagd wordt: hoe werkt een televisie. Op een heel aandoenlijke manier legt een mevrouw uit dat het 'iets met puntjes' is die op het beeld komen. De kijker begrijpt al snel dat die mevrouw niets van techniek weet en geen flauw benul heeft hoe een tv nu echt werkt. Toch kijkt ze waarschijnlijk elke dag televisie en neemt ze soms een film op video op. Haar kinderen hebben misschien wel een Playstation of een andere spelcomputer die ze op de tv aansluiten.
Als de mevrouw klaar is met haar uitleg van televisietechniek zegt een stem: "Zo is het ook met Internet. Je hoeft het niet te kennen om het te kunnen."
De boodschap van het spotje is duidelijk: Internet is niet alleen voor techneuten. Ook als je niets van de technologie begrijpt, kun je toch veel aan Internet hebben.
Een bijzonder medium
Internet is een bijzonder medium. Het stelt gebruikers in staat stelt razendsnel en wereldwijd met elkaar te communiceren en informatie uit te wisselen. Een e-mail van Amsterdam naar Sydney doet er maar een paar seconden over. Een Indiase feministe die in haar eigen land met de dood wordt bedreigd vanwege haar ideeën over gelijkheid tussen man en vrouw, kan via internationale nieuwsgroepen steun en bondgenoten vinden.
Omdat het snel en wereldwijd is, is Internet een heel krachtig medium. Een paar voorbeelden. Het seksleven van de Amerikaanse president Bill Clinton prijkte in september 1998 op miljoenen beeldschermen. Nooit eerder in de geschiedenis is een tekst zo snel over de hele wereld verspreid als het Starr-rapport over president Clintons seksuele verhouding met de voormalige stagiaire Monica Lewinsky. Ongeveer twee uur nadat het Huis van Afgevaardigden met een ruime meerderheid had besloten dat het rapport van de speciale aanklager Kenneth Starr openbaar mocht worden gemaakt, verscheen het 445 pagina's tellende document op Internet. De belangstelling was immens groot. Nadat CNN de tekst van de site van het Huis van Afgevaardigden had overgenomen, verscheen het rapport op tientallen sites. Binnen enkele uren stond het rapport op honderden locaties en hadden miljoenen Internetgebruikers het opgevraagd.
Schoolhoofden en leraren wisten niet wat ze overkwam, toen scholieren via Internet razendsnel een staking organiseerden eind 1999 om tegen het zware studiehuis te protesteren. Met behulp van een zelfgemaakte homepage en e-mail wisten een paar jongeren binnen een paar dagen duizenden leeftijdgenoten te mobiliseren om tegen de onderwijsvernieuwing te demonstreren.
Op een feest in Utrecht kwam ik een keer een meisje tegen uit het oosten van het land. Tegen haar streng godsdienstige ouders durfde ze niet te vertellen dat ze lesbisch was. Op het christelijke gymnasium waar ze in de eindexamenklas zat kon ze er ook met niemand over praten. In chatrooms ontmoet ze andere homoseksuele jongeren, onder wie haar eerste vriendin. Internet geeft haar de kans zichzelf te zijn, zoals ze het zelf uitdrukte.
Internet is ook een bijzonder medium omdat het van niemand is. Het kent geen eigenaar of centraal bestuur. Iedereen mag inloggen en meedoen. Alle commissies die de technische standaarden bepalen, bestaan uit leden uit de wereldwijde Internetgemeenschap. Vrijwillig en onbetaald buigen deze deskundigen zich over nieuwe technologieën en standaarden. Als er een voorstel voor een nieuw protocol is, mogen alle geïnteresseerde Internetgebruikers meediscussiëren.
De meeste software die wordt gebruikt voor de technische infrastructuur van Internet en voor enkele belangrijke toepassingen als het web, e-mail, mailinglijsten en nieuwsgroepen is gratis.
Zonder deze gratis software zou 40 procent van de websites niet meer werken, 80 procent van de e-mail niet meer aankomen en de nieuwsgroepen ophouden te bestaan.
Ook vrijwel alle programma's die Internetters gebruiken om te surfen, mailen, chatten en discussiëren zijn gratis. Evenals het gros van de informatie die wordt aangeboden via het net. De Volkskrant, de New York Times, Yahoo!, het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Encyclopedia Britannica, ze bieden allemaal gratis informatie aan.
Omdat Internet een decentraal en wereldwijd netwerk is, is het ook niet te censureren. Internetgebruikers uit ondemocratische landen als China en Singapore, waar de overheid het netgebruik aan banden heeft gelegd, kunnen gebruik maken van allerlei technische hulpmiddelen om toch die websites te bezoeken die ze willen en om toch zonder afgeluisterd te worden te e-mailen over politiek gevoelige kwesties. Meestal worden die technische hulpmiddelen gratis beschikbaar gesteld door andere Internetgebruikers.
Toen de Duitse overheid de Nederlandse Internetaanbieder XS4ALL in 1996 afsloot omdat een klant van het bedrijf op zijn homepage een site had met een in de Bondsrepubliek verboden tijdschrift doken er overal op het net mirrorsites op met het tijdschrift. De Duitse regering moest erkennen dat het blokkeren van websites geen zin heeft omdat Internetgebruikers altijd een manier vinden om censuur te omzeilen. Voor Duitse en Nederlandse gebruikers is een Amerikaanse website net zo dichtbij als een Europese.
Oorsprong
Technisch gezien is Internet een wereldwijd computernetwerk met meer dan 275 miljoen gebruikers dat bestaat uit zo'n 200.000 netwerken en een kleine 65 miljoen hosts (aangesloten computers). Al die netwerken en losse computers zijn met elkaar verbonden via een gemeenschappelijk systeem dat TCP/IP heet, Transmission Control Protocol/Internet Protocol.
Het Internet vindt zijn oorsprong de koude oorlog. De voorloper van het huidige Internet, ARPAnet (Advanced Research Projects Agency), is eind jaren zestig ontwikkeld als een veilig en decentraal communicatiesysteem voor defensie-onderzoek. De Amerikaanse overheid wilde een systeem waarmee militairen en wetenschappers snel en internationaal informatie konden uitwisselen. In september 1969 werden de eerste twee computers op ARPAnet aangesloten. Het netwerk werd al snel niet alleen door militairen en defensie-researchers gebruikt, maar ook door andere wetenschappers over de hele wereld.
Met deze schets uit september 1969 toont het begin van ARPAnet, de voorloper van het Internet. Op de tekening is het eerste computernetwerk te zien, dat op 2 september 1969 tot stand kwam.
ARPAnet werd zo opgezet dat de communicatie niet verstoord mocht worden als er een computer uitviel. Daarom werd een systeem bedacht dat alle gegevens opsplitst in pakketjes. Die pakketjes kiezen hun eigen route van de zender naar de ontvanger. Deze methode, die packet switching heet, vormt nog steeds de basis voor al het Internetverkeer. Packet switching kan het beste vergeleken worden met een goederentrein die wordt opgesplitst. Als een goederentrein niet kan vertrekken omdat er geen plaats is op het spoor of omdat een deel van het spoor kapot is, worden de wagons achter andere treinen gehangen. Aan het eind van de dag zijn toch ale goederen op hun plaats van bestemming aangekomen.
Als u een website bezoekt, stuurt uw Internetaanbieder pakketjes met data naar de provider van de websitebeheerder. Die elektronische gegevens passeren, in de paar seconden dat het duurt voordat een website op uw scherm verschijnt, vele andere providers en knooppunten in het netwerk waar Internet uit bestaat. Als er tijdens het transport van de data van de website naar uw PC een of twee computers niet werken, is dat geen probleem. Sommige pakketjes nemen gewoon een andere route, via andere providers en netwerkbedrijven.
Het is moeilijk aan te geven wanneer het Internet zoals wij dat nu kennen is ontstaan. 1 Januari 1983 wordt vaak als begindatum genoemd. Op die dag werd TCP/IP de standaard om netwerken met elkaar te verbinden. Drie jaar eerder was TCP/IP, in de jaren zeventig ontwikkeld door Vinton Cerf en Robert Kahn, al als standaard door het Pentagon geaccepteerd voor computernetwerken.
Maar je zou ook 1972 als beginjaar van het Internet kunnen zien, het jaar dat Ray Tomlinson het eerste e-mailprogramma schreef waarmee gebruikers elektronische post tussen verschillende computers konden uitwisselen. Tomlinsons e-mailprogramma en zijn idee om een e-mailadres uit een gebruikersnaam en een domeinnaam, gescheiden door het at-sign (@, in het Nederlands wel apenstaartje of slingeraapje genoemd) zorgde voor een doorbraak in de communicatiemogelijkheden op Internet. Iedere gebruiker kon voortaan bereikt worden via een uniek en herkenbaar adres, zoals les@stanford.edu. Dit adres geeft aan dat het om de gebruiker Les gaat die een account heeft bij de universiteit van Stanford. Dankzij e-mail ontstond er steeds meer persoonlijk contact tussen de verschillende gebruikers van de netwerken.
Dertig jaar na de eerste netwerkverbinding, in september 1999, telde het Internet wereldwijd ruim 200 miljoen gebruikers en 64 miljoen verbonden computers. In februari 2000 zijn er ruim 275 miljoen mensen online. Naar schatting van Internet Society zullen er eind 2000 300 miljoen mensen over een Internetaansluiting beschikken.
Aantal Internetgebruikers in miljoenen (februari 2000)
Wereldwijd |
275,5 |
Afrika |
2,5 |
Azië |
54,9 |
Europa |
72 |
Midden-Oosten |
1,3 |
Canada en VS |
136 |
Zuid-Amerika |
8,8 |
Bron: Nua Internet Surveys
Nieuwe Economie
Internet heeft de afgelopen jaar de economie in het westen drastisch veranderd. De Nieuwe Economie, zoals de door Internet veranderde economie wordt genoemd, heeft de arbeidsproductiviteit drastisch verhoogd en voor miljoenen banen gezorgd in de Verenigde Staten en Europa. Alleen al in Amsterdam zijn meer dan 10.000 mensen werkzaam in de nieuwe media, een branche die 5 jaar geleden nog nauwelijks bestond. Binnen de Europese Unie is momenteel een tekort van 1,2 miljoen computerdeskundigen. Als niet snel meer mensen informtica gaan studeren kan dat tekort oplopen tot 1,7 miljoen werknemers in 2003, zo rekende het onderzoeksbureau IDC in maart 2000 uit.
Handel en industrie verplaatsen zich door Internet. Steeds meer consumenten kopen op het web in plaats van in de winkel. Webwinkelen heeft een aantal voordelen boven 'fysiek' inkopen doen. Je hoeft nooit in de rij te staan, je kunt het doen op een tijdstip dat het jou uitkomt en je kunt heel eenvoudig prijzen vergelijken. Vaak zijn producten op het web goedkoper dan in de winkel omdat de tussenhandel ontbreekt. De klant betaalt niet mee aan de huur van een winkelpand en de salarissen van verkooppersoneel.
Natuurlijk zijn er ook nadelen aan online winkelen verbonden. Je moet thuis zijn als de bestelling wordt bezorgd en als iedereen alles op het net koopt, raken de wegen straks verstopt met kleine bestelautootjes die de artikelen naar de klant brengen.
De Nieuwe Economie spot met de wetten van de oude. Jarenlange economische groei en een krappe arbeidsmarkt hebben sinds de opkomst van het Internet niet geleid tot inflatie. Hoe dat komt, is niet duidelijk. Is het vooral het optimisme over de Interneteconomie dat ervoor zorgt dat er geen crisis komt of verandert Internet de wetten van de oude economie daadwerkelijk? Het is nog te vroeg om een eenduidig antwoord op die vraag te geven.
Duidelijk is wel dat veel Internetbedrijven, die nog maar 3 of 5 jaar bestaan, inmiddels een veel hogere beurswaarde hebben dan traditionele bedrijven die soms al 50 of 100 jaar bestaan. Dat zal in de toekomst grote gevolgen hebben voor het traditionele bedrijfsleven, dat vaak weinig van Internet wil weten of steeds de plank misslaat met slechte websites. Zo kocht de Internetaanbieder America Online (AOL) begin 2000 het Amerikaanse mediabedrijf Time Warner. Het in 1923 opgerichte Time Warner, eigenaar van onder meer CNN, Warner Brothers en een groot aantal tijdschriften, was namelijk op de beurs veel minder waard dan het piepjonge AOL.
Er is zoveel geld te verdienen op en met Internet, dat er wel wordt gesproken van een digitale goudkoorts. In Silicon Valley, het Californische high tech-mekka waar de meeste Internetbedrijven vandaan komen, worden elke week zo'n 200 mensen miljonair omdat ze een goed idee hebben verkocht of omdat hun bedrijf eindelijk winstgevend is geworden.
Howel Internet steeds commerciëler wordt, betekent dat niet het voor particuliere gebruikers minder interessant wordt. Naarmate het aantal bedrijven op Internet groeit, neemt ook het aantal producten en diensten toe. De uitgever van de Encyclopdia Britannica zou de encyclopedie nooit gratis hebben gemaakt als er niet een flink aantal bedrijven bereid waren geweest om te adverteren op de website.
Een problematisch neveneffect van de toenemende groei en commercialisering van het net is wel dat de online privacy aan het verdwijnen is. Internetgebruikers worden permanent in de gaten gehouden door adverteerders en marketingbedrijven die hope meer geld te verdienen door nauwkeuriger in te spelen op de behoeftes van consumenten. Maar ook voor dit soort problemen kent Internet een oplossing: versleuteling. Er zijn de afgelopen jaren krachtige methodes ontwikkeld om alle surfsporen uit te wissen.
Dit is een typisch voorbeeld van de maatschappelijke veranderingen die Internet teweeg brengt. Problemen worden niet opgelost door middel van de politiek of maatschappelijke organisaties, maar met behulp van de techniek.
Lees ook het voorwoord.