'Gegevenskoppeling is ver weg en abstract'
Marie-José Klaver
(Netkwesties, 1 november 2001)
Bert-Jaap Koops en Anton Vedder, onderzoekers aan de Katholieke Universiteit Brabant, deden begin dit jaar een uitgebreid onderzoek naar de privacy-opvattingen in Nederland. Aan de hand van concrete vragen over opsporingssituaties moesten mensen vertellen of ze de inzet van een bepaald middel (bijvoorbeeld camara's of afluisteren) geoorloofd vonden of niet. Het onderzoek wordt 9 november gepubliceerd door Sdu. Een interview met Koops en Vedder.
Hoe oud zijn jullie?
Anton Vedder: "Is niet relevant."
Bert-Jaap Koops: "Waarom wil je dat weten? Een strikvraag om onze privacy gevoeligheid te testen?"
Als jullie dit onderzoek na de aanslagen van 11 september gehouden zouden hebben, zou de uitkomst dan anders geweest zijn?
AV: "Ik weet het eigenlijk niet. Ons onderzoek ging niet direct over privacy enerzijds en terreurbestrijding en veiligheid anderzijds, maar over privacy enerzijds en meer alledaagse vormen van opsporing en toezicht anderzijds. Bovendien hebben mensen hun mening moeten geven over tamelijk specifieke voorbeelden. Ik weet niet of ze daar nu zo snel de associatie met terreurbestrijding bij zouden hebben. Nog afgezien daarvan, geloof ik niet dat mensen na 11 september wezenlijk anders over privacy zijn gaan denken.
De waarden en normen achter onze notie van privacy zijn de resultaten van een eeuwenlang beschavingsproces. Die verdwijnen niet zomaar uit de hoofden van de mensen. Dat ze de balans tussen privacy en belangen van terreurbestrijding onmiddellijk na de aanslagen tijdelijk ietsje anders zijn gaan leggen kan ik me voorstellen. Dat dat veel verder door zou werken, gaat er bij mij niet in. Ik denk dan ook dat de regering haar hand overspeelt door nu halsoverkop allerlei maatregelen te willen doordrukken via
bijvoorbeeld het actieplan terreurbestrijding. Men veronderstelt dat de burger daar nu wel rijp voor is; maar ik durf dat te betwijfelen."
BJK: "Ik denk dat de uitkomsten niet zo heel anders zouden zijn geweest. Mensen zeggen na 11 september wel makkelijker dat privacy moet wijken voor veiligheid, maar wij hebben mensen concrete vragen voorgelegd of bijvoorbeeld voor de opsporing van lichte criminaliteit telefoons getapt moeten kunnen worden. Dat associeer je niet snel met terrorisme. Misschien zouden mensen voor opsporing van zware criminaliteit bepaalde situaties nog meer geoorloofd hebben gevonden. Bovendien gaat ons onderzoek niet zozeer om welk percentage Nederlanders bijvoorbeeld afluisteren geoorloofd vindt, maar welke overwegingen een rol spelen in de afweging tussen opsporing en privacy.
Het doel van de opsporing blijkt bijvoorbeeld een belangrijke overweging. Als het doel terrorismebestrijding is, zal er zeker na 11 september wel een hoge acceptatiegraad zijn bij de bevolking voor inbreuken op privacy, maar terrorismebestrijding is in ons onderzoek niet aan de orde geweest."
Wat vonden jullie de meest opmerkelijke uitkomsten van het onderzoek?
AV: "Dat er geen verband lijkt te bestaan tussen het geoorloofd achten van politie-activiteiten op het gebied van opsporing en toezicht enerzijds en de mate van vertrouwen in de deskundigheid en de integriteit van de politie anderzijds. Met andere woorden: mensen hebben liever dat de politie opsporingsactiviteiten uitvoert dan dat een particuliere instantie dat doet. Maar dat oordeel staat relatief los van het vertrouwen in de politie.
Omgekeerd is er wel een verband tussen het vertrouwen in particuliere diensten en de mate van geoorloofdheid van hun activiteiten. Veel mensen hebben liever dat de politie zich daarmee bezig houdt dan particuliere instanties. De mensen die wel ruimte willen voor de ontplooiing van activiteiten door particulieren hebben meer vertrouwen in hun deskundigheid en integriteit. Dit vind ik boeiend omdat 'vertrouwen' de laatste tijd een beetje als het wondermiddel bij privacy-problemen wordt gezien.
Onze bevindingen suggereren misschien wel dat vertrouwen toch maar ten hoogste een deel van het verhaal is."
BJK: "De opmerkelijkste uitkomst vond ik het gegeven dat de effectiviteit en het bereik van opsporingsactiviteiten weinig lijken uit te maken voor de acceptatiegraad. Burgers vinden het kennelijk minder van belang of een opsporingshandeling effectief is of niet, of dat heel veel mensen betrokken raken bij zo'n handeling in plaats van heel weinig mensen.
Ik had verwacht dat burgers dat toch wel relevant zouden vinden. Maar het belang van andere overwegingen - het doel, wie het doet, en hoe - is kennelijk veel groter.
Ons onderzoek wil overigens niet zeggen dat effectiviteit en bereik helemaal geen betekenis hebben, maar alleen dat ze ondergesneeuwd raken onder die andere overwegingen."
Vonden jullie het verrassend dat 38 procent van de respondenten afluisteren door een particuliere dienst geoorloofd vindt als het gaat om zware misdrijven?
AV: "Neen. Of ik er blij mee ben, is een andere kwestie."
BJK: "Op zich niet. Zware criminaliteit vinden veel mensen zo ernstig dat bijna alles geoorloofd is om het tegen te gaan. Maar je moet niet te veel belang hechten aan dat percentage: ons onderzoek probeert te achterhalen of het voor burgers uitmaakt of de politie afluistert of dat particuliere diensten dat doen, en dat blijkt duidelijk het geval te zijn. Dat percentage als zodanig vind ik niet zo belangrijk."
Het opsporingsmiddel blijkt heel belangrijk te zijn. Tegen afluisteren en het doorzoeken van woningen bestaat een grotere weerstand dan tegen het plaatsen van camera's en het natrekken en koppelen van gegevens. Hebben jullie daar een verklaring voor?
AV: "Puur giswerk: het zou wel eens kunnen zijn dat mensen zich bij de directe afluisteren en huiszoeking en de impact daarvan veel meer concrete dingen kunnen voorstellen dan bij het natrekken en koppelen van gegevens en camarabewaking. Ze kunnen zich dan wellicht ook eerder verplaatsen in de denkbeeldige situatie waarin zij de afgeluisterde partij zijn, c.q. degene bij wie de huiszoeking verricht wordt."
BJK: "In aanvullig op wat Anton zegt: afluisteren en huiszoeking zijn dichtbij, de politie komt als het ware bij je thuis. Gegevenskoppeling is ver weg en abstract, daar kun je je minder bij voorstellen, en camerabewaking is op straat, waar je toch al door andere mensen bekeken kunt worden. Zodra de politie bij je thuis komt of dingen kan horen die je thuis zegt, wordt de privacy-inbreuk veel groter.
Al moet ik wel zeggen dat de gretigheid waarmee veel mensen tegenwoordig hun mobiele telefoons gebruiken lijkt te suggereren dat ze kennelijk graag worden afgeluisterd - dat kan ik moeilijk rijmen met het onderzoek."
Jullie stellen et onderzoek de vraag of "concrete opvattingen van individuele burgers 'zomaar' tot uitgangspunt voor wet en beleid verheven [moeten] worden?" Jullie antwoord is vervolgens negatief. Waarom?
AV: "Wij vinden dat die opvattingen wel een rol moeten spelen in de verantwoording achteraf van beleid en wetgeving, maar dat ze niet direct richtinggevend moet zijn voor dat beleid. We denken dat enige afstand tot primaire reacties en opvattingen en toetsing aan ethische en politiek-normatieve beginselen belangrijk is. Zoals ieder individu beter niet altijd maar kan koersen op zijn primaire reacties en gut-feelings, zo moet de overheid ook een kritische distantie betrachten tot de directe opvattingen van de burger. De beleving van de burger is wel heel belangrijk, maar meer als algemeen orientatiepunt, dan dat specifieke opvattingen direct
in beleid moeten worden omgezet."
BJK: "Precies. En juist nu - na 11 september, bedoel ik - moeten we
oppassen om overhaast wetgeving te introduceren die gebaseerd is op 'de roep van de burgers'. Overhaaste wetgeving is nooit goed, en ik denk ook dat veel burgers niet weten wat er momenteel al mogelijk is; het gaat soms meer om het beter gebruiken van bestaande bevoegdheden dan om het invoeren van nieuwe.
Je moet je ook afvragen of je überhaupt wel kunt achterhalen 'wat de burger vindt': het antwoord hangt misschien erg af van de informatie die iemand heeft of die je vooraf geeft. Het is een illusie te denken dat elke burger over elk onderwerp een bewuste eigen mening heeft.
Discussies over wetgeving kun je beter voeren in de Tweede Kamer dan op straat. Het parlement is daar tenslotte voor opgericht, en dat moet wel luisteren naar de geluiden op straat, maar moet vooral ook zelf nadenken en een kritische afstand blijven houden."
Zijn jullie bezig met een vervolgonderzoek over privacy-opvattingen?
AV: "Wij doen hier heel veel aan privacy-onderzoek. Of en hoe we verder gaan met het onderzoek van feitelijke privacy-opvattingen onder burgers hebben we nog niet beslist."
BJK: "Nee, maar als je nog een potje met geld hebt...?
Eerlijk gezegd: ik zou het ontzettend interessant vinden om meer onderzoek te doen naar privacy-opvattingen, wat iemand nu echt vindt en hoe zo'n mening tot stand komt. Met name hoe de afweging tussen opsporing en privacy wordt gemaakt, of dat wel een afweging is of dat er een ander proces zich afspeelt in de hersenen (of elders?). Maar het is razend ingewikkeld om dat te onderzoeken, en dat is ook geen juridisch onderzoek. Dus ik hou het voorlopig maar bij onderzoek naar de opvattingen van wetgevers en rechters."
Bert-Jaap Koops en Anton Vedder: Opsporing versus privacy: de beleving van burgers. IteR-reeks nr. 45. Den Haag: Sdu Uitgevers, 2001. ISBN 90 12093 430. Prijs ca. 55 gulden. (Verschijnt 9 november.)
(Verschenen in Netkwesties, 1 november 2001)