Homo digitalis
Marie-José Klaver
(FEM De Week, juni 2001)
Hoofdstuk 3 - Nooit meer zonder
Van 'we doen er alles mee' tot 'vermijd het als het kan': professionals over de digitale revolutie in hun vak.
"Als je de computers weghaalt, is ons bedrijf niets meer", zegt Jurgen Ahaus, mededirecteur van Pattynama Ahaus Architectuur. "De eerste ontwerpen en schetsen maken we nog met de hand, want dat werkt toch beter. Maar verder doen we alles met de computer. Bouwkundige tekeningen van de ontwerpen maken we nu op de pc. En natuurlijk doen we er ook de administratie mee." Voor het onderhouden van contacten met opdrachtgevers is e-mail een onmisbaar medium. "Sinds kort gebruiken we Outlook ook als centrale agenda. Dat is heel praktisch. Ik kan nu afspraken maken en veranderen voor mijn mededirecteur."
Het computergebruik neemt snel toe, vertellen Ahaus en zijn compagnon Manon Pattynama. "Er wordt in de architectuurwereld steeds meer gebruik gemaakt van 3D-software om ontwerpen inzichtelijk te maken. Je ziet ook dat digitale camera's professioneel gebruikt worden om snel een beeld van een straat te filmen en dat vervolgens in een presentatie te verwerken."
Ahaus, wiens vader als programmeur bij Shell werkte, houdt zich al sinds zijn kindertijd bezig met computers. Naast zijn werk als bouwkundig tekenaar beheert hij ook het netwerk van Pattynama Ahaus. Computers zijn reuze handig, maar worden tegelijkertijd vaak overschat, vindt hij. "Je moet ze alleen gebruiken als ze toegevoegde waarde hebben." Opdrachtgevers hebben vaak een onrealistisch beeld van wat de computer allemaal kan, vult zijn compagnon Manon Pattynama aan. "Er wordt vaak geroepen: 'Maar dat kun je toch zo veranderen met de pc.' We moeten steeds uitleggen dat we een nieuw ontwerp en nieuwe tekeningen moeten maken als ze halverwege nog grote veranderingen willen."
Ahaus verbaast zich over de domme apparaten die voor architecten en ontwerpers worden gemaakt. "Er is nu een tekentablet van twintigduizend gulden op de markt gebracht. Daar heb je niets aan. Met zo'n tablet worden tekeningen minder goed en je hebt meer tijd nodig."
Ook scheikundeleraar Emile Claeys vindt dat de computer niet overal geschikt voor is. "Vermijd computergebruik wanneer je hetzelfde kunt bereiken zonder computer. Zo is het gebruik van programma's die experimenten vervangen in vele gevallen totaal zinloos. Het maken van een opstelling, het observeren van verschijnselen, het interpreteren van resultaten zijn vaardigheden die mijns inziens moeilijk te oefenen zijn met de computer."
Van het nut van ict voor zijn vak is hij echter overtuigd: "De computer of beter de informatietechnologie kan soms een reële meerwaarde hebben. Zo is het gelijktijdig meten en in een grafiek weergeven van de gemeten resultaten een enorm didactisch voordeel. Wanneer men de resultaten pas achteraf in grafiek weergeeft vergeten de leerlingen dikwijls de band met het experiment, zeker als deze grafiek pas in een volgende les geïnterpreteerd wordt. Dank zij programma's als Excel zijn grafieken ook geen statische visualiseringen meer, maar kun je ze als het ware tot leven brengen door het wijzigen van allerlei grootheden."
Digitaal gereedschap heeft de afgelopen jaren ook de werkwijze van journalisten drastisch veranderd. De automatisering van redacties begon al jaren geleden, maar komt nu in een stroomversnelling.
Toen NRC Handelsblad halverwege de jaren tachtig een elektronisch publiceersysteem invoerde, ging er voor de redactie een wereld open. Het systeem stond in verbinding met persbureaus als Reuters en AP. De persberichten kwamen direct in het systeem binnen en konden door alle redacteuren worden geraadpleegd. Dringen in de telexhoek was verleden tijd. Een paar jaar later ontwikkelde de systeemredactie van de krant een programma waarmee redacteuren vanuit de hele wereld konden inbellen op het systeem. Zo konden ze artikelen doorsturen en de al aangeleverde stukken en persberichten raadplegen.
Tegelijk met de komst van het nieuwe redactiesysteem werd het elektronische archief geïntroduceerd. Dat maakte het werk van de documentalisten er een stuk eenvoudiger op. Aan de hand van trefwoorden en een krachtig zoeksysteem waren alle artikelen uit de krant opeens makkelijk terug te vinden. Kopiëren hoefde ook niet meer, want alle stukken konden in digitale vorm in de persoonlijke mappen van redacteuren geplaatst worden.
Rond 1997 is dit redactionele systeem vervangen door een pc-netwerk. Alle redacteuren hebben tegenwoordig een pc en een internetverbinding. Het elektronisch archief is ook vanaf ieder bureau toegankelijk. Artikelen kunnen daardoor steeds sneller worden aangeleverd. Dick van Eijk, chef van de internetredactie van NRC Handelsblad, geeft een voorbeeld. "Dan Gilmore van de San Jose Mercury News update zijn column op de website van de krant met een Palm, opvouwbaar toetsenbord, mobiele telefoon en een digitale camera als dat zo uitkomt. Hij hoeft geen tas meer mee te nemen."
Van Eijk is één van de weinige Nederlandse journalisten die computers ook inzetten bij het vergaren van nieuws, ook wel computer assisted research and reporting (carr) genoemd. Carr, dat met name in de Verenigde Staten veel wordt gepraktiseerd, leidt vaak tot opmerkelijke ontdekkingen.
In 1997 verzamelde Van Eijk de statistische gegevens van tweeduizend buurten in 33 Nederlandse steden. Met behulp van database- en spreadsheet-programma's berekende hij onder andere hoeveel procent van de Nederlandse huishoudens tot de armste, respectievelijk rijkste twintig procent behoren. Ook berekende hij de gemiddelden in alle tweeduizend stadsbuurten van Nederland (waar 5,3 miljoen mensen wonen) voor wat betreft inkomen, uitkeringen, werkgelegenheid, samenstelling van huishoudens en etniciteit. Zo ontdekte hij bijvoorbeeld dat achterstandswijken zich vooral buiten de Randstad bevinden. Van de twintig buurten met het laagste gemiddelde inkomen liggen er zes in Leeuwarden en zes in Groningen.
Wat voor schrijven geldt, gaat ook op voor het inventariseren van de betekenissen van het geschreven woord. De digitalisering heeft het hele vak lexicografie veranderd, stelt woordenboekenmaker en taalhistoricus Ewoud Sanders. "Tot 1992 werd de Van Dale met de hand gemaakt door twee redacteuren die het alfabet verdeelden. De computer werd alleen gebruikt voor het zetten. De ene keer nam redacteur A de eerste helft van het alfabet voor zijn rekening. Bij de volgende herziening deed zijn collega dat. Op die manier ontstonden erg veel inconsistenties." Nu alle bestanden in een database staan, zullen eindelijk alle onregelmatigheden verdwijnen, hoopt Sanders.
Lexicografen kunnen bovendien veel nauwkeuriger vaststellen wanneer een nieuw woord zijn intrede in het taalgebruik doet. Van Dale vindt dat een woord minstens drie jaar gebruikt moet worden voordat het in het woordenboek mag. "Dat kun je nu veel beter meten, door het in krantenarchieven na te zoeken. Je kunt ook nagaan of het gebruik van een woord afneemt of juist toeneemt, en in welke domeinen van de taal het wordt gebruikt", zegt Sanders, die zelf elk jaar een overzicht van nieuwe woorden uitgeeft.
Logistieke automatisering zorgt ervoor dat vervoerders minder kilometers afleggen. De chauffeurs van C. van Heezik BV, een logistiek bedrijf in de levensmiddelensector, leggen jaarlijks vijf miljoen kilometer af. Ritplanningssoftware zorgt ervoor dat transportgegevens sneller verwerkt worden, vanaf verschillende plaatsen toegankelijk zijn en combineerbaar met andere data.
Sinds de ritplanning is geautomatiseerd kan de vervoerder veel nauwkeuriger bepalen hoeveel vrachtwagens en kubieke meters opslagruimte nodig zijn. Het bedrijf rijdt nu tien procent minder kilometers en gebruikt twintig procent minder brandstof, onder andere doordat het meer kleine wagens kan inzetten.
De chauffeurs van pakjesbezorger Van Gend en Loos zijn tegenwoordig allemaal uitgerust met een mobiele computer. Vanuit het warenhuis worden gegevens naar de computer gezonden, zodat de chauffeurs weten waar ze heen moeten. Afgeleverde pakketjes voeren ze zelf in; nieuwe technologie maakt zelfs van vrachtwagenchauffeurs kenniswerkers.
Lees verder: Hoofdstuk 4 - Altijd ellende
(Verschenen in FEM De Week, special New.Economy, juni 2001)